In de nu voorliggende begroting zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd voor 2023 met bijbehorend meerjarenperspectief 2024-2026:
- De basis van het meerjarenperspectief is de gewijzigde begroting 2022 waarbij de raadsbesluiten zijn verwerkt tot en met de raadsvergadering van 21 juli 2022. Daarmee zijn tevens de 1 e tussenrapportage 2022 en de kadernota 2023 in deze ramingen verwerkt. Vervolgens is aanvullend het resultaat van de 2 e tussenrapportage 2022 hierin meegenomen.
- In de begroting 2023 is in het meerjarenperspectief 2024-2026 uitgegaan van een constant loon- en prijspeil in zowel de uitgaven als inkomsten (o.a. de berekening van de Uitkering Gemeentefonds).
- De laatst bekende cao gemeenteambtenaren heeft een looptijd van 2 jaar: 1 januari 2021 tot 1 januari 2023. De structurele gevolgen die hieruit voortvloeien, zijn al verwerkt in de geraamde salarissen in de begroting 2022.
Omdat de huidige cao per 1 januari 2023 gaat aflopen en nog geen nieuwe cao is afgesloten, wordt voorlopig voor 2023 een loonindexering toegepast op basis van de raming van de loonindexering uit de laatst bekende Macro Economische Verkenningen (MEV) van het Centraal Planbureau (MEV 2022 - september 2021), t.w. +2,3%.
Of deze voorlopig toegepaste loonindexering 2023 (+2,3%) uiteindelijk toereikend is, zal moeten blijken als een nieuwe cao-gemeenteambtenaren bekend wordt. De daaruit voortvloeiende verplichtingen worden dan uiteindelijk leidend als toe te passen indexering van de personeelskosten.
De nominale loonstijgingen worden niet afzonderlijk gecompenseerd via de Algemene Uitkering. Het Gemeentefonds kent één procentueel accres/decres (groei/krimp) dat gelijk is aan het percentage accres/decres van de gecorrigeerde netto-rijksuitgaven. De gemeente moet dus zelf de feitelijke mutatie in de nominale ontwikkelingen (lonen en prijzen) dekken uit het toegekende accres/decres.
- De indexering van de budgetten met betrekking tot alle overige uitgaven en inkomsten vindt eveneens (tenzij andere contractuele afspraken) voorlopig plaats op basis van de raming van de prijsindexering uit de laatst bekende Macro Economische Verkenningen (MEV) van het Centraal Planbureau (MEV 2022 - september 2021), t.w. +1,6%. Per saldo worden dus voor 2023 de budgetten van 2022 in de basis verhoogd met 1,6% (indexering 2023: +1,6%).
- Prognose aantal inwoners:
- 1-1-2022 22.938 inwoners werkelijk
- 1-1-2023 22.958 inwoners (+ 20 inwoners)
- 1-1-2024 22.978 inwoners (+ 20 inwoners)
- 1-1-2025 22.998 inwoners (+ 20 inwoners)
- 1-1-2026 23.018 inwoners (+ 20 inwoners)
- Prognose aantal woonruimten:
- 1-1-2022 9.855 woonruimten werkelijk
- 1-1-2023 9.931 woonruimten(+ 76 woonruimten)
- 1-1-2024 10.070 woonruimten (+ 139 woonruimten)
- 1-1-2025 10.180 woonruimten (+ 110 woonruimten)
- 1-1-2026 10.296 woonruimten (+ 116 woonruimten)
De ontwikkeling van het aantal woonruimten is het resultaat van een geactualiseerde woningbouw-prognose van de gemeente Laarbeek.
- Autonome reële toename van de personeelslasten met jaarlijks € 25.000 ter dekking van nominale periodieke verhogingen, bevorderingen, functiewaardering en marktconforme aanpassingen.
- Als rentepercentage voor interne financieringsmiddelen wordt 1% gehanteerd.
Voor voorzieningen o.b.v. contante waarde wordt 3% gehanteerd.
Als rentepercentage voor nieuwe investeringen wordt 1% gehanteerd. - De afschrijvingen van de huidige activa worden tegen dezelfde termijnen doorgerekend als in de begroting 2022. Nieuwe investeringen worden afgeschreven op basis van het gestelde in artikel 8 van de ‘Financiële verordening gemeente Laarbeek 2019’ ex artikel 212 gemeentewet, tenzij de raad anders heeft besloten.
- Autonome toename onderhoudskosten o.a. door toename m 2 bestrating en plantsoenen gemiddeld € 20.000 per jaar (€ 10.000 wegen en € 10.000 bos, natuur en landschapsbeheer).
- Autonome toename opbrengst onroerendezaakbelastingen in verband met nieuw- en verbouw gemiddeld € 18.000 per jaar (woningen: € 11.000 / niet-woningen: € 7.000).
- Bij de doorrekening van de hoogte van het Gemeentefonds is rekening gehouden met:
- het meerjarenperspectief op basis van de meicirculaire 2022, aangevuld met de gevolgen uit de septembercirculaire 2022 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK);
- de ontwikkeling van het aantal inwoners;
- de ontwikkeling van het aantal woonruimten;
- methode constante lonen en prijzen voor de periode 2024-2026.
- Als structurele budgetruimte welke nog nader af te wegen bij de kadernota en/of begroting is per jaar vooralsnog een bedrag beschikbaar van oplopend € 15.000.
- Het budget voor ‘incidenteel nieuw beleid’ is voorlopig geraamd op jaarlijks € 0 voor de periode 2023 t/m 2026.
- Het budget voor ‘structureel nieuw beleid’ is voorlopig geraamd op jaarlijks € 0 voor de periode 2023 t/m 2026.
- Voor de kapitaallasten van vervangingsinvesteringen voor de periode 2023 t/m 2026 zijn de volgende structurele stelposten jaarlijks opgenomen:
- vervangingsinvesteringen wegen € 23.000
- vervangingsinvesteringen openbare verlichting € 18.000
- vervangingsinvesteringen algemeen (overig) € 15.000
- De personele kosten zijn opgenomen op basis van de geraamde formatie per 1 januari 2023.
- Voor flexibele beloningen personeel is een bedrag opgenomen van € 17.500 (Basisbudget € 70.000, verminderd met € 25.000 ter dekking van de WGA-premie werknemers en verminderd met € 27.500 ter dekking kosten vitaliteitsbudget).
- Het rente-omslagpercentage bedraagt in de ontwerp-begroting 2023 0,38%.
- Het aan de grondexploitatie toegestane toe te rekenen rentepercentage 2023 bedraagt 0,44%.
- Voor incidenteel onvoorzien is de volgende financiële ruimte opgenomen:
- € 15.000 budget 'incidenteel onvoorzien' budgetbevoegdheid bij de raad
- € 45.000 budget 'incidentele actualiteiten' budgetbevoegdheid bij het college
- De jaarlijks vrijvallende kapitaallasten worden direct als voordeel meegenomen in het exploitatieresultaat, behoudens riolering, afval en automatisering (gesloten exploitaties).
- Het saldo van het taakveld 'Treasury' (verdeling kapitaallasten) wordt als saldo verwerkt in de exploitatie van de begroting 2023.
- De opslag voor de overhead wordt op een consistente wijze toegerekend aan relevante taakvelden, gebaseerd op de personeelskosten. Het opslagpercentage overhead voor de begroting 2023 bedraagt 131,20%.